Betekenis Lyrische abstractie
Lyrische abstractie is de aanduiding voor een stijlrichting binnen de abstracte schilderkunst, die tot stand kwam als reactie op de oprichting van de Salon des Réalités Nouvelles in 1946, door de kunstenaars Antoine Pevsner, Albert Gleizes, Auguste Herbin en andere kunstenaars en door de tentoonstelling L'Imaginaire in 1947 te Parijs.
Deze aanvankelijk louter Franse variant van het abstract expressionisme kenmerkt zich door spontane improvisatie en de directe uiting van gevoelens via de penseelvoering. Op impulsieve wijze ontstaat er - in tegenstelling tot de abstract geometrische kunst - een nogal onvoorspelbare en grillige vormentaal, die emotioneel geladen is. Deze stijl zonder duidelijk omlijnde vormen, zeer eigen aan vlekken en verfstreken die hun eigen weg mogen zoeken wordt door de Franse schilder Georges Mathieu (Boulogne sur Mer, 1921), mede bekend vanwege de snelheid waarmee hij zijn schilderijen maakte, tot 'lyrische abstractie' omgedoopt.
Tijdens schildersessies - waarbij publiek aanwezig was - vulde Mathieu in slechts enkele minuten enorme doeken met kleur. Hij gaf deze werken achteraf een titel, die verwees naar historische figuren of gebeurtenissen. Het ontstaansproces van een kunstwerk werd daarmee geheel op zijn kop gezet, immers in dit geval werd de inhoud van het schilderij pas na afloop van een titel voorzien. Handeling en de dynamiek van het schilderen zelf, zonder vooropgezet plan, hebben de overhand bij de totstandkoming van lyrisch abstracte schilderijen. De kunstenaar schakelt zijn verstand volledig uit en wordt primair geleid door zijn spontane associaties. Kunstenaar Wols (Berlin, 1913 - Parijs, 1951) bijvoorbeeld, pseudoniem voor Alfred Otto Wolfgang Schultze, schildert na 1946 abstracte patronen, waarbij hij zijn kleuren in spannende lijnen, punten en vlekken laat uitmonden. Deze vlekken - taches - zouden later leiden tot een andere stijlbenaming voor de lyrische abstractie: 'tachisme'. Enkele belangrijke vertegenwoordigers van de lyrisch abstracte schilderwijze waren - naast Mathieu en Wols - Jean Michel Atlan, Camille Bryen, Hans Hartung en Jean-Paul Riopelle.